Leida Schuringa schreef met Rob van Drunen een artikel voor het Pioniersmagazine over de eerste resultaten van het QC landbouwproject in Malawi. Hoe biologische landbouw volgens Mary Sibande (directeur van de WoHF) een belangrijke bijdrage kan leveren aan het verhogen van de kwaliteit van leven voor de allerarmsten. Het artikel gaat ook in op het belang van passende ‘taal’ om samenwerkingspartners in ontwikkelingslanden te informeren over hier in Nederland ingeburgerde begrippen als biologische landbouw en duurzaamheid.
Landbouw in Malawi
Malawi is een agrarisch land. Meer dan 60% van het BNP komt uit de landbouw. Belangrijke producten zijn mais, tabak, suikerriet en thee, vooral geproduceerd door kleine boeren. Veel mensen hebben een stukje land om zelf ook iets te verbouwen. De snelle bevolkingsgroei en de veel zwaardere en onregelmatige regenval als gevolg van klimaatverandering hebben geleid tot regelmatige hongersnood. In die regenperioden stijgt de prijs van voedsel enorm en wordt haast onbetaalbaar voor de meeste mensen. Malawianen gebruiken hoofdzakelijk conventionele landbouwmethoden met gebruik van chemische middelen om een goede oogst te realiseren. Daarmee raakt ook de grond uitgeput, zoals we nu weten en dat gecombineerd met de onvoorspelbare droogteperioden en overstromingen leidt tot grote problemen in de voedselvoorziening.
In veel ontwikkelingslanden zijn de gevolgen van klimaatverandering zichtbaarder dan bij ons en vormen ze een ernstig gevaar voor het dagelijks leven.De stichting Quality Centre Malawi (QC)[1], opgericht door Leida, probeert hier iets aan te doen in samenwerking met haar partnerorganisatie in Malawi (de Window of Hope Foundation: WoHF). Malawi is een van de armste landen ter wereld en is twee jaar geleden ernstig getroffen door El Nino. Een groot deel van de voedseloogst ging verloren. De uitdeling van voedsel door de overheid was op het platteland onvoldoende, de huisjes van veel mensen waren vernield en er werd veel honger geleden. Meestal slechts één maaltijd per dag en soms geen. Het verbouwen van het volksvoedsel mais vereist voorspelbare regen. Boeren wisten precies wanneer ze moesten planten. Dat is nu voorbij. Vanaf 2004 probeert de regering te ondersteunen met irrigatieprogramma’s en subsidies voor kunstmest, zaad en pesticiden. Maar deze steun was beperkt en kwam maar bij een kleine groep boeren terecht. Voor de arme mensen zijn de kosten om op die manier iets te verbouwen veel te hoog.
Lees verder Biologische landbouw als middel in de strijd tegen armoede →